Mogelijk gemaakt door Blogger.

vrijdag 14 november 2014


Aangezien Australiers (trema's zijn onvindbaar op computers hier) voortdurend hun twee grootste steden met elkaar vergelijken en iedereen wel een voorkeur voor een (ook geen accenten) van de twee lijkt te hebben, is het tijd om na een tiental dagen in en rond Sydney ook eens de compleet subjectieve balans op te maken.

  • Skyline: op zich indrukwekkender in Melbourne, maar daar hebben ze geen Opera House en Harbour Bridge.
  • Openbaar vervoer: Melbourne! Zeker nadat we 40 minuten op een bus zaten die vaststond in een file, omdat er te veel bussen waren. Langs de andere kant heeft Sydney wel ferry's als openbaar vervoer.
  • Omgeving: Sydney! Prachtige bergen (Blue Mountains), iddylische dorpjes, prachtige stranden (waarvan Bondi mogelijks nog het minst prachtige is) en dat allemaal in no time te bereiken.
  • Homovriendelijkheid: allebei top, al heeft Melbourne geen Oxford Street en lijkt 50% van de bevolking in Sydney homo te zijn.
  • Veganistische/vegetarische opties: allebei gemakkelijk, maar Melbourne net iets gemakkelijker. En lekkerder.
  • Leukste wijken: Sydney heeft geen Brunswick of Fitzroy, maar alles lijkt op zijn Brussels in elkaar over te lopen. En dat is ook best fijn.
  • Architectuur: wolkenkrabbers hebben ze allebei in overvloed. Melbourne heeft modernere gebouwen, maar heeft geen Opera House.
  • Backpackers: dit vreselijke ras is alomtegenwoordig in Sydney, in Melbourne leek het makkelijker om te blenden.

Conclusie: de stranden, het Opera House en de (vreemd genoeg) schijnbaar minder gejaagde sfeer in Sydney maken dat we mogelijks naar hier verkassen. Of ook niet, want binnen luttele uren zijn we letterlijk aan de andere kant van de wereld. 12 uur tijdsverschil met Belgie en 20 graden minder dan Sydney, maar oh man, laat Nieuw-Zeeland maar komen (al maken we stiekem al plannen om terug te komen naar Australie).





















donderdag 6 november 2014

Vandaag ruilden we de Tasmaanse grond voor die van het vasteland. En dat was in veel opzichten niet bepaald een pretje. Niet enkel missen we de bergen, de quasi lege wegen, het desolate, kleinschalige en groene, maar we missen vooral Allison en Tom. 

Voor zo'n 9 geweldige dagen waren zij onze meer dan geweldige WWOOF-hosts in het pittoreske Deloraine. 

Ze leerden ons kaas maken, wol verwerken en spinnen, weven en piepende rookdetectoren van een 6 meter hoog plafond losrukken. We kregen aanhangwagens vol met mulch om te verslepen, groentetuinen om om te spitten en we flansten een constructie ineen om braambessen tegen te laten groeien. Ze propten ons vol met verrukkelijke, 100% zelfgemaakte maaltijden en reden met ons naar boerderijen, chocolade-, honing-, kersen- en kaasmakerijen, natuurparken en luchthavens. 

Maar al dat gepamper vervalt in het niets bij het geweldige gezelschap dat dit gepensioneerde koppel vormde. Eindeloze gesprekken maakten duidelijk dat we hier twee zielsverwanten hadden gevonden, weliswaar met een leeftijdsverschil van zo'n 35 jaar, maar met dikwijls dezelfde waarden, ideeën en gedachten. 

En dan is de dag waarop je afscheid neemt (ook al schijnt de zon hier in de Blue Mountains en zijn de verwachtingen voor Sydney en vooral het nakende vertrek uit Australië naar Nieuw-Zeeland hooggespannen) geen topdag. Maar, om het in de woorden van gastheer Tom te zeggen: "It's all good".












dinsdag 4 november 2014















Voor de foto's voor verwarring zorgen: ja, het is hier wel degelijk volop lente op weg naar de zomer. 


Zes dagen geleden dropte onze geweldige WWOOF-host Tom ons aan de voet van Cradle Mountain voor onze zesdaagse Overland Track. De wolken hingen onheilspellend rond de bergtoppen, de weersvoorspellingen waren weinig veelbelovend en ook de Overland Track-website en verschillende camping store-medewerkers hadden ons al uitgebreid gewaarschuwd voor het verraderlijk veranderlijke weer in de regio ("four seasons in one day, blablabla...").

Nu goed, vertrouwd als we zijn met incorrecte weersvoorspellingen en grillige klimaatpatronen, trokken we vol goede moed de mistige bergen in voor zes dagen woeste wildernis weg van de wereld. 

De waterdichte regenbroeken die we na lang beraad en gewinkel gekocht hadden, konden na een uurtje wandelen hun nut al bewijzen; en toen moesten we de eerste sneeuw nog tegenkomen. Wie jaloers was dat we hier een jaar lang zonder winterweer zouden doorbrengen, mag bij deze grijnzend en handenwrijvend achterover leunen.

Goedgemutste optimisten als we zijn, verliep dag 1 behalve koud en nat, toch opgewekt. Cradle Mountain (en gelijk welk ander uitzicht) bleef dan wel in nevelen gehuld, we kwamen wel als eersten aan in de hut om te zien hoe de regen buiten in hevigheid toenam naarmate de temperatuur van het gasvuurtje binnen traagjes naar omhoog ging. 

Een jonge Israëlische en een Franse backpacker (ze hadden elkaar onderweg ontmoet) waren de eerste reisgenoten die ons in de hut vergezelden. Een tijdje later gevolgd door twee compleet in shock verkerende, hysterische en hilarische, oneliners spuiende vriendinnen (onze leeftijd) die een dagje eerder hun tropische thuisstad Brisbane zorgeloos hadden ingeruild voor een vakantietripje; en na getwijfeld te hebben over een weekje in een yoga-ontspanningsoord toch hadden geopteerd voor een Tasmaans avontuurtje. Nadat een paar droge kleren en een glas rode wijn (meegebracht in een Camelbak en inclusief uitschroefbare kampeerwijnglazen) hen ietwat gekalmeerd hadden, druppelden de laatste vier reizigers van ons gezelschap de hut binnen: een koppel uit Melbourne en hun twee familieleden uit Sydney en Zuid-Australië (allemaal rond de 40). De komende zes dagen zouden we hutten, (kaart)spellen en lief en leed met elkaar delen. 

Dagen twee en drie verliepen even koud, regenachtig en mistig als de eerste, aangevuld met de nodige modderpoelen en wandelpaden die bij momenten meer op beekjes leken. Uitzichten en sidetrips bleven uit, maar ons trekgerief deed zijn werk en aan het eind van iedere dag was er een hut die ons opwachtte: een droge, houten barak met slaapplatformen, enkele tafels en banken en een gasvuurtje (met een onverbiddelijke timer van 45min), aangevuld door een tank met regenwater buiten en een composteertoilet in een gebouwtje even verderop (afhankelijk van de hut, tussen de 20 en 100 meter).

Wetend dat we met zijn tienen dagelijks hetzelfde lot deelden, hield onze spirit hoog. En toen kwam ranger Alister Hazeldine (nee, die naam hebben we niet verzonnen) aan het eind van dag drie de hut binnengewandeld met een "bushwalker warning": de komende twee dagen werd er sneeuw voorspeld in het gebied.

De volgende morgen was zonnig en terwijl het de vorige dag nog leek alsof onze hut in een open plekje in het bos stond, bleken we, nu de mist was opgetrokken, uit te kijken op een uitgestrekt veld met zelfs een massieve bergpiek op de achtergrond. Bijna vrolijk trokken we verder en zagen de mist terugkeren, gevolgd door de wind en de regendruppels die, toen we aankwamen aan de volgende hut, transformeerden in witte vlokjes. 

Terwijl we ongeduldig bleven prutsen aan het hardnekkig tegensputterende gasvuurtje in de ijzige hut, zagen we het landschap buiten steeds witter kleuren en onze lotgenoten in opeenvolgende staat van verkleumdheid binnenstrompelen. Alle mogelijke lagen textiel werden over elkaar aangetrokken, natte schoenen, sokken, broeken, shirts... werden aan alle balken en uitsteeksels opgehangen en kopjes thee, oplossoep, blik- en gevriesdroogde maaltijden werden klaargemaakt in een poging de vrieskou te slim af te zijn. 

Het sputterende gasvuurtje gaf uiteindelijk toe en met zijn tienen speelden we kaart en Bananagrams (leuk spel!) terwijl de temperatuur in de hut langzaam een draaglijke twaalf graden bereikte. Een temperatuur waarvan we wisten dat die opnieuw ongenadig de dieperik zou ingaan eenmaal de timer van het vuurtje voor een laatste keer zou worden ontstoken voor iedereen zijn slaapzak indook.

Een ijskoude slapeloze nacht werd gevolgd door een sneeuwwitte ochtend. Wondermooi. Maar dan kwam het besef dat we door die twintig centimeter sneeuw moesten wandelen, dat het wandelpad zo goed als onzichtbaar was en dat de modder, boomwortels en rotsen, mooi onder een witte laag, niet verdwenen waren. En toen bleek de waterkraan bevroren en konden we met zijn allen sneeuw smelten om ons van het nodige drinkwater te voorzien. 

Met zijn tienen vertrokken we samen om als groep de lange tocht naar de volgende hut te overbruggen. Het magisch witte, onaangeroerde landschap en de ocasionele zonnestraal hield ons gaande. De magie verdween alweer snel naarmate onze schoenen, kousen, handschoenen... natter en kouder werden. De dag sleepte zich voort. 

Maar daar was ie dan, de allergrootste, nieuwste, meest moderne hut die we al hadden gezien: een ruime hal om natte spullen op te hangen, aparte slaapvertrekken, een enorme eetruimte met kunst aan het plafond en in de hoek op drie meter hoogte... 1 miezerig gasvuurtje om dit alles te verwarmen. Onze extatische vreugde ("Hut Dance!") bij het bereiken van de hut sloeg om in aan hysterie grenzende slappe lachbuien om al deze miserie. De volgende, en laatste wandeldag, leek bij het idee aan de komende bar koude nacht, verder weg dan ooit. Rondhuppelend in slaapzakken, slaapgerief klaarleggend in de eetruimte (bij het gasvuurtje), probeerde iedereen zich zo goed mogelijk voor te bereiden op de nacht. Onze vriendinnen Tegan en Georgia uit Brisbane zetten zelfs hun tent op IN de hut. Het idee om de ferry die ons aan de laatste hut over Lake Saint Clair naar de finish zou brengen, de volgende middag al te nemen, en zo een extra nacht te vermijden, leek steeds aanlokkelijker.

En zo trokken we na een korte en (dankzij zevenendertig lagen kledij) net geen fataal koude nacht de volgende ochtend vroeg op weg in het gezelschap van Tegan en Georgia richting ferry. De sneeuw smolt, de zon scheen, de wallabi's en wombats lieten zich voor het eerst zien en tegen de middag ploften we neer op de aanlegsteiger aan een zonovergoten, muisstil en adembenemend mooi Lake Saint Clair. De bergen lieten zich langs alle kanten zien, terwijl het ruisen van een naderende motorboot de glimlach op onze gezichten steeds breder deed groeien. 

We gooiden onze rugzakken op de ferry, zagen een zeldzaam vogelbekdier (in het Engels zoveel schattiger genaamd Platypus) door het kristalheldere water onder de boot doorzwemmen en voeren in volle vaart naar het eindpunt van onze trip, boekten een kamer (MET verwarming, ZONDER timer) in de enige slaapplek en deden ons met de zon op ons gezicht te goed aan de Overland Track Burger Special (vegetarische hamburger, frieten, pintje) in het plaatselijke restaurant en klonken met zijn vieren op de goede afloop en het vooruitzicht van een warme douche, een warm bed en een zalige avond.

Eind goed, al goed.



















 
Twitter Facebook Dribbble Tumblr Last FM Flickr Behance