Mogelijk gemaakt door Blogger.

zondag 10 mei 2015

So long Sumatra

| | 3 reacties
Medan - Bukit Lawang - Lake Toba - Medan

Nog wat meer idyllische foto's? Jazeker. Want met Bukit Lawang en Samosir Island in het kratermeer van Toba (het grootste zoetwatermeer van Zuidoost-Azië) kregen we opnieuw stukjes paradijs te zien. Maar om dat paradijs te betreden, moet je wel eerst door de hel.

De internationale luchthaven van Medan is een baken van gelikte Westerse moderniteit, met een echte autostrade die voor de deur vertrekt en  zelfs een treinstation vlak voor de aankomsthal. En wij maar lezen over de beruchte Sumatraanse wegen en het abominabel spoornetwerk. Dat die trein zo onregelmatig en duur is, dat een taxi sneller én goedkoper is, leren we pas later. Gelukkig hebben wij al een busje richting de jungle van Bukit Lawang. Moeten we ook al niet meer afrekenen met de zwerm mannetjes in de aankomsthal op jacht naar die enkele Westerlingen om hun chauffeurdiensten aan te slijten.

Nu, lang blijft de pret niet duren. Al snel houdt de autostrade op en worden we de dichtgeslibde verkeersaders van Medan ingepompt, de stofferige miljoenenstad die het verkeersinfarct nabij is. Tijd zat om door het raam te turen. Naar de aaneenschakeling winkeltjes die dezelfde felgekleurde plastic rommel verkopen, naar de rijen huizen die niet gestopt zijn bij de wc, maar ineens heel de buitengevel van bomma's badkamertegels hebben voorzien, naar de sporadische Indonesische mansion (denk huwelijkstaart met een krullerig hekwerk errond), de alomtegenwoordige sigarettenreclamepanelen, de handels in moskeebenodigdheden, inclusief kant en klare minaretkoepels.

Het verkeer dunt langzaam uit en de weg begint meer en meer putten te vertonen. De lintbebouwing verdwijnt en maakt plaats voor palmbomen. Velden vol, netjes in rijen op gelijke afstand van elkaar, zover het oog kan kijken. De komende uren rijden we tussen overvol geladen vrachtwagens met palmvruchten die af en aan rijden richting palmolieraffinaderij en ondertussen de weg nog een stukje meer beschadigen. 

Palmolie is big business in Sumatra. Vooral voor de buitenlandse bedrijven die de plantages bezitten, maar ook de lokale bevolking schakelt meer en meer over op het kweken van palmen. Want de woestijnbomen, oorspronkelijk uit het Midden-Oosten, doen het hier goed. Ze groeien als kool en vragen weinig onderhoud. Na dertig jaar is de bodem wel uitgeput en is het grondwater te diep gezakt, maar dat zijn problemen voor later.

Bukit Lawang, een jungledorp vol Jommeke-op-paradijseilandhuisjes aan de rivier tegenover een nationaal park, voelt dan ook aan als een ware oase. Drie dagen en twee nachten trekken we er de jungle in op zoek naar oerang-oetans (een van de vele slachtoffers van de palmplantages) om daarna op een gebricoleerd vlot van binnenbanden de rivier terug af te varen richting het dorp. Meteen een van de hoogtepunten van onze reis.

Maar dan trekken we weer weg uit de jungle en worden we op een busrit van acht uur opnieuw geconfronteerd met de realiteit. Urenlang razen we langs palmplantages, rubberplantages, het occasionele rijstveld en het mierennest van Medan om in een ander stukje paradijs terecht te komen: het dorpje Tuk Tuk op Samosir Island. En dat we daar dan bij een Belg terechtkomen die in een vorig leven bakker was en iedere ochtend verse broodjes en pistoletjes klaar heeft  kan ook geen kwaad.





































































3 reacties:

 
Twitter Facebook Dribbble Tumblr Last FM Flickr Behance